Een dikke boom: we zien een kruin en een stam, maar hebben geen zicht op het binnenste van de boom. Graag willen we weten hoe de boom het maakt – of hij gezond is, en vooral of hij nog lang kan leven. Je hoort dan nogal eens de verzuchting: ‘Konden we maar ín de boomstam kijken’. Daarbij zal de gedachte zijn dat de conditie van het binnenste van de boom, de kern, bepalend is voor de gezondheid van de boom. Maar zo werkt het niet. Een boom groeit niet vanuit het binnenste, maar vanuit de rand.
De stam van een boom – en ook de takken – zijn van buiten naar binnen opgebouwd uit de schors, het spinthout en het kernhout. Tussen de beschermende schors en het eigenlijke hout zitten twee dunne laagjes: de bast en het cambium. Het bastweefsel regelt het transport van suikers door de boom, maar ook de aangroei van de schors naar buiten toe. Het cambium vormt het nieuwe hout naar binnen toe, de jaarring.

De groei: twee sapstromen

Er is een opwaartse sapstroom vanuit de wortels naar de kroon van de boom. Deze sapstroom loopt door de buitenste ring van de stam, het spinthout. In het spinthout bevinden zich lange, buisvormige cellen die als vaten werken. Door deze vaten gaat bodemvocht – water met een beetje mineralen – naar de bladeren of naalden.

Er loopt ook een sapstroom naar beneden

Minder bekend, maar essentieel voor de groei: er vloeit ook een sapstroom naar beneden. Deze sapstroom loopt van de bladeren, via takken en stam tot aan de uiterste punten van de wortels. Deze neerwaartse sapstroom loopt door het bastweefsel, een dunne laag met cellen direct achter de beschermende schors. De suikers of groeistoffen die door middel van fotosynthese in het blad gevormd zijn, worden via dit bastweefsel over de hele boom verspreid. Achter dit bastweefsel zit het cambium.
Deze dunne laag met delende cellen zorgt voor de diktegroei van de boom. Naar binnen toe worden houtcellen afgescheiden, naar buiten toe nieuwe bastcellen. Op deze manier worden de stam en takken ieder jaar wat dikker: er komt een jaarring bij. Ook de wortels worden door deze sapstroom met suikers gevoed, zij worden elk jaar wat langer en dikker. Door hun voortdurende groei wordt dus ook in de wortels koolstof vastgelegd; het is het ‘ondergrondse’ deel van de houtfabriek.

Wortels zijn het ‘ondergrondse’ deel van de houtfabriek

Terug naar de stam. Als een boom een zekere dikte bereikt heeft, sterft het hout in het binnenste van de stam geleidelijk af: spinthout wordt tot kernhout. Die vorming van kernhout is een actief proces van de boom. Het kernhout is droog en dood, het heeft voor de levensprocessen van de boom geen functie meer.

Geheel anders dan bij zoogdieren leeft het midden van de boom dus niet meer. Het vitale deel van het hout zit alleen in de buitenste rand, het spinthout. Met het dikker worden van de stam verplaatst het spinthout zich als het ware mee naar buiten. In werkelijkheid verplaatst het zich niet, maar groeit het jaarlijks aan de buitenkant aan met een ring van hout, aan de binnenkant wordt het geleidelijk omgevormd tot het levenloze kernhout.

De holle boom

Als een boom beschadigd raakt, en daardoor de op een deel van de stam de beschermende schors ontbreekt, kan het hout van de stam aangetast worden door insecten en schimmels. Als de aanvallers tot aan het kernhout weten door te dringen, kan daar in een langzaam proces het hout worden afgebroken en zo de boom geleidelijk aan hol worden. Bij holle bomen is het kernhout geheel of gedeeltelijk verrot en vergaan, en vinden we de overblijfselen in de vorm van ‘humeus zaagsel’ op de bodem van het gat. Houtaantasters konden blijkbaar tot in de boom doordringen door een opening in de bast en het spinthout. Zo’n invalspoort kan ontstaan na een wond als gevolg van een mechanische beschadiging of bijvoorbeeld een afgebroken dikke tak.
De afbrekende schimmels en insecten hebben echter geen vat op het spinthout: het kan zich actief tegen de indringers verdedigen doordat het leeft en verzadigd is met water (in het Engels heet spinthout sapwood). Schimmels kunnen ook via de wortels de boom binnendringen.

Terwijl het kernhout wordt aangetast en mogelijk geheel verdwijnt, blijft, behalve op de plek van de wond, het spinthout intact. Zo kunnen holle bomen in alle gezondheid verder leven. Vaak zijn bijvoorbeeld knotwilgen helemaal hol, maar ook de olijfboom op de foto hiernaast heeft geen kern meer.
Hoe het proces van aantasting na een beschadiging verloopt, verschilt nogal per boomsoort, of eigenlijk houtsoort. Zo is het kernhout van eiken best hard en duurzaam, het hout van beuken en wilgen is veel gevoeliger voor aantastingen en dus voor rot.

Wondweefsel

Aan de rand van de beschadiging vormt zich gewoonlijk nieuw wondweefsel, waarmee de boom het gat geleidelijk weer dichtgroeit. Dat wondweefsel, of callusweefsel, vormt een dikke, vaak bolle rand van nieuw hout rondom het gat. Dit nieuwe weefsel toont de vitaliteit van de boom en illustreert dat de groeikracht van boom niet lijdt onder de beschadiging.

Nieuwe schors

Met de groei van de stam moet de schors zich aanpassen, oprekken; zonder aanpassen of meegroeien, zou de boom immers ‘uit zijn jas scheuren’. In die aangroei van de schors wordt voorzien door het bastweefsel. Het bastweefsel zorgt dus niet alleen voor het transport van door het blad gefabriceerde groeistoffen, het vormt ook nieuwe schors. Bij sommige boomsoorten is die jaarlijkse aangroei terug te vinden als jaarringen in de schors. Veel oude bomen hebben diepe groeven in de bast, zoals eiken, berken en dennen. Bij andere soorten schilfert de oude bast af, zoals bij platanen en esdoorns.

Levensverwachting

Hoe weet je of een boom gezond is? De conditie van een boom is het meest betrouwbaar af te leiden aan de bezetting van bladeren of naalden – veel groen betekent een gezonde boom. Ga maar na: als een boom veel blad heeft, functioneert de aanvoer van vocht en mineralen uit het bodemvocht kennelijk goed. Er vindt bovendien met al dat groen flink wat fotosynthese plaats en daarmee dus ook groei.

Je hoort ze vaak, en er wordt vaak naar gevraagd: prognoses over de te verwachten levensduur van individuele bomen. Echter: voorspellingen op dit terrein zijn van weinig waarde; de situatie kan snel veranderen, zowel ten kwade als ten goede. Er zijn veel voorbeelden van bomen die onverwacht in korte tijd het loodje legden, maar ook veel voorbeelden van bomen die op enig moment, of gedurende een zekere periode zich weinig vitaal toonden maar wonderwel herstelden. Hoed je dus voor voorspellingen en zie het vooral nog een tijdje aan!

Oud, hol en gezond

Bij sommige holle bomen kun je door een opening in de bast het binnenste van de stam zien, of je kunt zelfs dwars door de stam kijken. Als een boom helemaal hol is – en de restanten van het vergane hout liggen als houtmeel onder in de holte – dan moet de aantasting van het kernhout al langere tijd geleden zijn begonnen. Er gaat immers een behoorlijke tijd overheen voordat hout helemaal vermolmd is. Dergelijke holle bomen hebben het dus al een groot deel van hun leven zonder kern moeten stellen. Het deert ze kennelijk niet, ze komen ieder jaar weer in blad en bovendien: ze zijn al die jaren niet omgewaaid!
In natuurlijke bossen komen holle bomen veel voor. In is in het beuken-oerbos van Uholka in Oekraïne vastgesteld dat ten minste een derde van de oude bomen hol is.

Lantaarnpalen, bamboe en riet

Het lijkt verrassend dat holle bomen het lang volhouden en overeind blijven staan. Toch is dat best logisch. Dat de holle stam voldoende stevig is om een grote kroon te dragen en stormen te weerstaan, laat zich makkelijk verklaren met een wetmatigheid uit de mechanica.
Als een boom, hol of niet, door de wind zijwaarts belast wordt of scheef staat, spelen er in het hout trek- en duwkrachten. Aan de windkant, de loefzijde, wordt het hout uitgerekt; aan lijzijde wordt het hout als het stormt ingedrukt. Deze krachten zijn het grootst aan de buitenkant van de stam; meer naar binnen zijn die krachten kleiner. In het midden van de stam heffen de beide krachten elkaar precies op – daar is tijdens de zijwaartse belasting geen spanning in het hout. In tegenstelling tot het vitale spinthout wordt het kernhout dus niet of nauwelijks belast. Bomen zijn in die zin te vergelijken met lantaarnpalen, bamboe en riet. Die zijn ook hol en kunnen ook goed tegen een stootje. Lang leve het spinthout dus!

Holtes in een boom maken het stamhout vanzelfsprekend onbruikbaar, maar ecologisch zijn holtes in bomen van grote waarde. Ze vormen een schuilplaats voor allerlei dieren, van bijen tot boommarters.