In sommige energiecentrales wordt naast fossiele brandstof ook biomassa verstookt, voornamelijk hout. Biomassa is een verzamelnaam voor allerlei organisch (dus niet fossiel) materiaal dat verbrand kan worden. Dat kan gras en riet zijn, of ander maaisel dat niet als veevoer te gebruiken is. Het merendeel is echter hout. Men spreekt ook wel van energiehout.

Sommige mensen menen dat veel hout uit het Nederlandse bos wordt geoogst om als biomassa verstookt te worden (en dat dit bovendien ten koste van het bos zou gaan; zie M5). Dat is niet het geval. Het hout dat gebruikt wordt als bijstook in kolencentrales komt wél uit het bos, met name uit de VS en de Baltische Staten. Het is goed om na te gaan wat er gebeurt met het uit de Nederlandse bossen geoogste hout.

De bron van het hout

De Wageningse stichting Probos bestudeert al lange tijd de Nederlandse en buitenlandse houtstromen. Zij volgen zowel het ruwe product, dus de stammen uit het bos, als het gezaagde hout, zoals planken en balken, maar ook allerlei andere houtproducten, waaronder biomassa. Ze kennen de bron van het hout, weten waar het verwerkt wordt en wat het eindproduct is. Ook hebben ze inzicht in de aard en de hoeveelheid van de ‘houtconsumptie’ van de Nederlanders.
Zo stelde Probos vast – opmerkelijk – dat van al het in Nederland geoogste hout slechts ongeveer de helft afkomstig is uit echte bosgebieden. De andere helft komt vrij bij het onderhoud (kap en snoei) van parken, tuinen, lanen, houtwallen en kleine bosjes in het buitengebied. Vaak gaat het daarbij om loofhout. Ook vermeldenswaard: het overgrote deel van dat hout uit niet-bos-gebieden eindigt niet in energiecentrales, maar in particuliere houtkachels.

In het reguliere bosbeheer is het gebruikelijk om de takken van de gevelde bomen in het bos te laten liggen. In tuinen, plantsoenen of houtwallen is het achterlaten van het gezaagde hout vaak ongewenst. Dat kan esthetische, ecologische (verschraling) of praktische (veiligheid, toegankelijkheid) redenen hebben. Na het zagen of snoeien op deze plekken, wil men het gezaagde hout, inclusief de takken, dus wel graag kwijt. Stammen en dikke takken gaan in de meeste gevallen rechtstreeks als brandhout naar particulieren; de dunnere delen worden vaak ter plekke versnipperd. Houtsnippers worden soms op paden in tuinen gebruikt, maar het meeste wordt afgevoerd als biomassa om te worden verstookt.

Hout uit het bos

Van de bomen die in het Nederlandse bos gezaagd ­worden, vinden de stammen, het rondhout, hun weg naar rondhouthandelaren. Soms liggen er langs bospaden grote stapels stammen, die later met vrachtauto’s worden afgevoerd.


Om bosbezoekers te informeren over de bestemming van het hout, zie je steeds vaker informatie-labels aan de houtstapels hangen. Die geven aan waar het gezaagde stamhout voor gebruikt gaat worden. De AVIH, de beroepsvereniging voor rondhouthandelaren, heeft de labels ontwikkeld om inzicht te geven in de bestemming van het hout en zo meer begrip te kweken voor bosbeheer en houtoogst.

Rondhout dat dik en recht is gaat naar houtzagerijen: die maken er planken, en balken of verpakkings­materiaal zoals pallets van. Het dunne en kromme hout gaat naar fabrieken die er plaatmateriaal van maken, zoals multiplex, OSB en MDF. Ook het hout dat overblijft nadat er planken en dergelijke uit een stam zijn gezaagd, het afvalhout van zagerijen, wordt meestal tot plaatmateriaal verwerkt.

Takken blijven in het bos

Nadat een boom geveld is, wordt de stam ontdaan van zijn takken en wordt de top van de boom afgezaagd. Zoals gezegd blijft dit zogenaamde tak- en tophout bij regulier bosbeheer in het bos achter; alleen de stam wordt geoogst. Bij het verjongen van bos – het kappen van meerdere bomen over een zekere oppervlakte om ruimte te maken voor nieuwe bomen – kiezen bosbeheerders er vaak voor om het tak- en tophout van de gevelde bomen op te ruimen. Op de kale bosbodem is er sneller en succesvoller (grote aantallen nieuwe bomen) natuurlijke verjonging te verwachten, of kan er, als dat aan de orde is, makkelijker geplant worden. Het opruimen van de takken gebeurt op twee manieren: ze kunnen ter plekke machinaal klein worden gemaakt met een zogenaamde klepelmaaier of ze worden afgevoerd als energiehout.
Door de toegenomen vraag, en daarmee verhoogde prijs, is het voor boseigenaren gunstig om tak- en tophout te verkopen als energiehout. Veel beheerders zijn daarin echter terughoudend omdat het afvoeren van het materiaal negatieve effecten heeft op de bosbodem. Met het verwijderen van het tak- en tophout worden namelijk ook mineralen afgevoerd, zij het in geringe hoeveelheden. Op arme bodems kan dat op termijn leiden tot tekorten van bepaalde voedingsstoffen en daarmee verminderde groei; dat beperkt de ontwikkeling van het bos als ecosysteem.

Met name op de zandgronden – waar de meeste van onze bossen groeien – is het omwille van de bodemvruchtbaarheid dus van belang dit organisch materiaal in het bos te houden. Het vergaat daar geleidelijk en wordt deels als humus in de bodem opgeslagen. De daarin opgeslagen voedingsstoffen komen dan later weer beschikbaar voor het nieuwe bos. Bomen zullen daardoor beter groeien, het bos wordt stabieler en de vochthuishouding van de bodem wordt beter. Omdat onze bossen gemiddeld jong zijn, zit er (nog) weinig organische stof in onze bosbodems.

Als een bos wordt omgevormd naar een heideveld, schraalgrasland of stuifzand, wordt het terrein helemaal kaal gemaakt. De complete bomen – stam, takken en vaak ook de wortels – worden weggehaald, om zo een arme, voor het beoogde ecosysteem gunstige situatie te creëren. In dergelijke gevallen is versnipperen van de totale bomen en struiken een geëigende methode en zal al het materiaal tot biomassa worden verwerkt. (Of het opofferen van bos voor zulke doelen een goed idee is, zal voor de betreffende plek en in een bredere context moeten worden afgewogen).

Het al dan niet stoppen met het gebruik van biomassa voor energieopwekking heeft geen invloed op het bosbeheer in ons land. Het eventueel stoppen met de stook van biomassa zal wel gevolg hebben voor het verwerken van snoeihout uit plantsoenen en andere plekken waar men de takken graag kwijt wil.