Voor de meeste bezoekers is bos in de eerste plaats een aangenaam natuurgebied. Maar bos is ook een houtfabriek. Houtfabriek? Jazeker. Zolang bomen leven, groeien ze. Er komt ieder jaar een jaarring bij, alle bomen worden een beetje dikker (bomen worden nooit dunner) en zo produceert ieder bos hout. Het bos als fabriek: er gaat grondstof in en er komt een product uit. Voor de vorming van hout gebruiken de bomen CO2 uit de lucht en water plus wat mineralen uit de bodem.
Of het door de bomen gevormde hout al dan niet uit het bos wordt gehaald, is een tweede. Het hout valt te oogsten, maar het kan ook (als dood hout) in het bos blijven staan of liggen. Veel bosbeheerders passen een tussenvorm toe: een deel van het hout wordt geoogst, een deel blijft in het bos achter ten behoeve van bosorganismen die afhankelijk zijn van dood hout. Ook de bosbodem is gebaat bij aanvulling van organische stof omdat de meeste van onze bossen nog jong zijn en op arme grond staan. Bosvakmensen spreken van bosontwikkeling: de bodem wordt geleidelijk aan verrijkt met door de bomen en andere vegetatie gevormde organische stof.

Van onze totale houtconsumptie gebruiken we 12% in de bouw

Hout is een gewaardeerd materiaal. We gebruiken hout – in Nederland jaarlijks ongeveer 1 m3 per persoon – voor van alles en nog wat: verpakkingsmateriaal, brandhout, als grondstof voor papier en bouwhout. Van onze totale houtconsumptie gebruiken we zo’n 12% in de bouw, in de vorm van planken, balken en plaatmaterialen.

Ongeveer 8% van het hout (en allerlei houtproducten, zoals papier) dat Nederlanders samen verbruiken, komt uit onze eigen bossen, het overige voeren we in.

Het volume te oogsten hout is gelimiteerd

De totale hoeveelheid hout die in onze bossen groeit is aan beperkingen gebonden. We kunnen en willen er niet meer hout uithalen, want er zijn ook andere aanspraken op het bos, zoals voor recreatie en ecologie; ons bos is multifunctioneel.
Maar er is een veel wezenlijkere reden om de oogst uit ons bos te beperken. In onze landstreken stemmen bosbeheerders al vanouds de omvang van hun houtoogst af op hetgeen het bos kan voortbrengen, zodanig het voortbestaan van het bos is gegarandeerd. De duurzame instandhouding van het bos is een stevige pijler onder ons bosbeheer; het betekent dat we niet meer hout uit het bos kunnen en willen halen dan we nu doen. Het basisprincipe van duurzaamheid in het bosbeheer is gebaseerd op oogst die altijd lager of gelijk is aan de bijgroei.

Dit alles betekent dat er van het bos in Nederland in beginsel geen substantiële en structurele toename van de houtoogst te verwachten is. De mogelijke houthonger als gevolg van nieuwe bouwambities verandert daar niets aan.

In theorie is het mogelijk om het houtproductievermogen van onze bossen te verhogen. We zouden, naast het aanleggen van nieuw bos, in onze bestaande bossen boomsoorten kunnen aanplanten die sneller groeien. De voor de bouw interessante soorten zoals douglas en lariks groeien sneller dan grove dennen.
Maar bedenk: in beide gevallen – aanplant van nieuw bos, en herplant met andere soorten – gaat er ruwweg vijftig jaar overheen voordat er hout geoogst kan worden dat van nut is voor de bouw. Bos is nu eenmaal niet erg wendbaar, bos is traag.

Tijdelijk meer oogsten

Er is wel een manier om op korte termijn wat meer hout te oogsten dan we de afgelopen periode deden. In sommige bossen staan namelijk bomen die heel bruikbaar (en gevraagd) zijn als bouwhout, met name dikke douglassen en lariksen. De bomen zijn door hun formaat ‘kaprijp’ te noemen. Het bos in zijn geheel zou een dergelijke tijdelijk verhoogde houtoogst prima kunnen verdragen, want er wordt al vele jaren aanzienlijk minder geoogst dan er bijgroeit.
Met een verhoogde houtoogst zal de totale houtvoorraad in het bos wat afnemen. Uit klimaatoogpunt willen we enerzijds houtvolume ‘sparen’, om zo meer koolstof in het bos op te slaan. Daar staat tegenover dat als we hout een goede, lees: langdurige, bestemming geven als bouwhout of meubelhout, de koolstof gedurende lange tijd aan de atmosfeer onttrokken blijft. De opslag van koolstof in de houtproducten kan zo worden opgeteld bij de opslag in het bos zelf.

Ingegeven door de klimaatzorgen en gestimuleerd door de vraag naar hout voor de bouw, is er sprake van een soort revival van de productiefunctie van het bos. Tegelijkertijd moet worden vastgesteld dat in de jaren 2021 en 2022 bosbeheerders om verschillende redenen minder hout hebben geoogst dan de jaren ervoor.

Er is sprake van een revival van de productiefunctie van het bos

Door de toegenomen belangstelling voor het gebruik van hout geven sommige bosbeheerders meer aandacht dan voorheen aan het laten groeien van kwaliteitshout. Dat gebeurt door bij het gebruikelijke uitdunnen van het bos de bomen met potenties voor kwaliteitshout te bevoordelen.

Aan die werkwijze zitten voor het klimaat twee gunstige kanten. Gewoonlijk zal de beheerder de bomen met goede houtkwaliteit langer laten doorgroeien en ze dus langer in het bos laten staan; hun stammen zijn immers vooral van waarde als ze dik zijn. Daarnaast heeft kwaliteitshout een grotere kans op een duurzame bestemming, waarmee de vastgelegde koolstof langer aan de atmosfeer wordt onttrokken.

Grote Europese houtvoorraden

De houtreserves en het houtproductievermogen van de Europese landen waaruit we gewoonlijk hout importeren, staan niet onder druk. Het Europese bos kan – zonder dat dit ten koste gaat van de oppervlakte of de kwaliteit van het bos – meer hout leveren dan er nu geoogst wordt (voor tropische bossen ligt de situaties anders, maar Nederland importeert weinig tropisch hout).


Volgens onderzoekers Gert-Jan Nabuurs en Mart-Jan Schelhaas van Wageningen University & Research (WUR) zorgt meer houtbouw voor slechts een kleine stijging van de vraag op Europese schaal. De Europese houtvoorraden zijn groot en de oppervlakte bos stijgt ook al jarenlang. De onderzoekers zien de komende tijd bij een toenemende vraag eerder een stagnatie van de verwerkingscapaciteit in de houtindustrie, dan druk op de duurzame instandhouding van de bossen.

Meer hout voor de bouw betekent dus meer hout importeren. Als we bijvoorbeeld in de periode tot en met 2030 het aantal houten woningen dat we jaarlijks bouwen toe laten nemen tot 10.000 (in het jaar 2020 waren het er ongeveer 1.500), dan hebben we daarvoor volgens Probos ongeveer 300.000 m³ extra hout nodig.