Als bos moet wijken voor beton of asfalt, krijgt dat veel aandacht. Mensen houden van bomen. Ze zien het weghalen van bos als verlies en komen er logischerwijs tegen in verzet. Door de grote zorgen over het klimaat en de biodiversiteit wordt het kappen van bomen gezien als teken van algemene achteruitgang van de natuur. Die zorgen over zagen zijn begrijpelijk en getuigen van betrokkenheid, ze vragen wel om context en perspectief.

Een veelgehoorde mythe: ‘Het weinige bos dat we nu in Nederland hebben is het restant van voorheen uitgestrekte wouden. Het is in de loop der tijd door menselijk toedoen almaar minder geworden’. Dat beeld klopt niet.

Steeds meer bos

Hoe pijnlijk het lokaal verdwijnen van bos ook kan zijn, als we naar het totaal, en over een langere periode kijken, is er in Nederland geen sprake van afname van bosoppervlakte. Integendeel: vanaf 1970 steeg het percentage bos van 8% naar 11%. Overigens zijn we daarmee nog altijd een van de bosarmste landen van Europa.
Bos is in ons land wettelijk beschermd, er mag niet zomaar gekapt worden. Boseigenaren, zowel particulieren als organisaties, moeten melden als ze bos gaan kappen, zodat bewaakt kan worden dat er op dezelfde plek weer bos terugkomt. Als bos moet wijken voor een andere bestemming en het bos op die bepaalde plek dus definitief zal verdwijnen, gaan daar grondige procedures aan vooraf. Slechts in uitzonderingsgevallen wordt er toestemming voor verleend, en moet ter compensatie elders nieuw bos geplant worden. Enige tijd gold er een vrijstelling voor natuurorganisaties: zij hoefden voor ontbossing ten behoeve van natuurontwikkeling niet te compenseren. Dat is teruggedraaid in de nieuwe Bossenstrategie.

In het Nederlandse bos worden geregeld bomen gekapt en vindt er houtoogst plaats, maar dat gebeurt zo dat het bos in stand blijft (zie M5).

De bescherming van het bos is zo’n honderd jaar geleden vastgelegd in de Boswet, in 2017 opgegaan in de Wet natuurbescherming. Deze wet is van toepassing in het buitengebied. Binnen de bebouwde kom gelden de gemeentelijke kapverordeningen; die kunnen per plaats nogal verschillen. Het bosareaal is door deze bescherming niet alleen goed op peil gebleven, er kwam de afgelopen halve eeuw zelfs flink wat bos bij. Zo is er is bos aangelegd in de Flevopolders en verschenen er in de Randstad diverse recreatiebossen: in 1960 het Lingebos bij Gorinchem, rond 1980 het Purmerbos bij Purmerend en begin deze eeuw het Bentwoud nabij Boskoop.

Bijna overal waar nu bos is, was het eeuwenlang kaal

Niet alleen in ons land, ook op Europese schaal neemt de oppervlakte aan bos al langere tijd toe, de afgelopen halve eeuw met ongeveer 15%. Dat is niet zozeer het gevolg van bosaanleg, maar komt vooral doordat landbouwgronden worden verlaten, met name in Zuid- en Oost-Europese landen. Deze verlaten, niet langer bewerkte gronden, groeien vanzelf dicht met bos.

Gedurende een lange periode was er nauwelijks bos in ons land. De zandgronden – de plekken waar we nu de meeste bossen vinden – waren eeuwenlang vrijwel boomloos. Uitgestrekte heidevelden vormden onderdeel van het landbouwsysteem met potstallen, waarbij de schapen die op de heidevelden graasden de mest moesten leveren voor de akkers.

Met de vroege mens verdween het bos

Als we heel ver terug gaan in de tijd, tot vóór de mens zich in onze landstreken als landbouwer vestigde, waren er hier waarschijnlijk uitgestrekte bossen. De geschiedenis leert dat overal waar mensen settelen, en landbouw gaan bedrijven, het bos verdwijnt. Men kapt de bomen om met het hout te stoken, te koken en te bouwen, maar vooral ook om ruimte te maken voor akkers en weiden. Daarnaast is er in de Middeleeuwen veel bos op de Veluwe verdwenen vanwege de ijzersmelterijen. Die hebben enorme hoeveelheden hout gebruikt om uit de ter plekke gedolven klapperstenen, een vorm van ijzererts, ijzer te fabriceren.

M8 3

Het meeste bos in Nederland is aangeplant

Nu kan bos zich van nature prima van kap herstellen, door hergroei vanuit de stobbe (afgezaagde of afgehakte boomstronk), of door ontkieming van boomzaden. Maar het vee dat de boeren in de ontstane open ruimte lieten grazen, belemmerde dit natuurlijke herstel. Zo ontstonden de uitgestrekte heidevelden. Als er sprake was van te intensieve begrazing en lange perioden van droogte, kon de heide teniet gaan en het kale zand gaan stuiven. Als overblijfselen daarvan vinden we in onze bossen op de zandgronden hier en daar hoge zandbulten in het bos, ook wel landduinen genoemd.

Ommekeer rond 1900

Met de komst van kunstmest, vanaf eind 19de eeuw, waren de heidevelden niet meer nodig als weidegrond voor de schapen en hun mest. De heide werd omgevormd tot landbouwgrond of beplant met bos. In die tijd werden de heidemaatschappij (1888) en Staatsbosbeheer (1899) opgericht. Veel van onze huidige bossen op de zandgronden dateren dan ook van het einde van de 19e of het begin 20e eeuw. Zo vond er een tamelijk abrupte en grootschalige verandering van het landschap op de zandgronden in West-Europa plaats: grote open gebieden werden na vele eeuwen weer bos.

De bebossing van de heidevelden en stuifzanden gebeurde vooral met dennen. Deze pioniers groeiden goed op de kale vlakte en legden het stuivende zand vast. Het was vooral een economisch belang: de heide had nu geen functie meer in het landbouwsysteem en met de dennen werd de ‘woeste grond’ weer productief. Het hout uit de jonge bossen ging naar de kolenmijnen; het werd daar in grote hoeveelheden gebruikt als stuthout.

De immense heidevelden in Drenthe zijn in de dertiger jaren van de vorige eeuw als werkgelegenheidsproject omgevormd tot landbouwgrond en zijn deels bebost.

Op enkele plaatsen treffen we bos aan dat spontaan is ontstaan, maar vrijwel alle bos in Nederland is aangeplant, en is, in termen van bosontwikkeling, relatief jong. Met het ouder worden, ontwikkelen zich niet alleen de bomen en het bos, ook de bodem verandert. Door het verteren van afgevallen blad en takken wordt de bodem geleidelijk verrijkt met organisch materiaal. Een humusrijke bodem kan meer voedingsstoffen leveren en beter vocht vasthouden.

Nieuw bos en ambities

Het is de bedoeling om het areaal bos in Nederland nog verder te vergroten. Die ambities voor meer bos hebben een stevige impuls gekregen door de maatschappelijke zorgen om het klimaat. Allerlei bedrijven willen ‘groen doen’, en speciaal daarvoor opgerichte particuliere organisaties, zoals Trees for all, verzamelen gelden voor bosaanplant. Ook de overheid heeft de wens tot bosuitbreiding. De in 2020 opgestelde Bossenstrategie streeft naar 10% meer bos in de komende decennia.

Of het werkelijk tot een substantiële uitbreiding komt, is deels afhankelijk van de politiek: bosuitbreiding zal ten koste gaan van het landbouwareaal.