In discussies over bos en bosbeheer hoor je nogal eens het argument dat houtoogst ten koste zou gaan van de natuur. Zeker als er in het bos met grote machines gewerkt wordt, is het voor bosbezoekers moeilijk daar de positieve effecten voor de biodiversiteit in te zien. Toch zijn die er wel; meestal niet meteen, en al helemaal niet meteen zichtbaar.

Het overgrote deel van het Nederlandse (en Europese) bos wordt beheerd, dat wil zeggen er wordt ingegrepen, er wordt gezaagd en hout geoogst. Met tussenpozen van vele jaren worden bospercelen uitgedund of deels open gekapt om hout te oogsten en het bos te verjongen.
‘Zijn er dan geen bossen waar de mens helemaal niet ingrijpt?’ Jazeker. Op verschillende plekken in ons land wordt bos ‘met rust laten’, dus niet ingegrepen. Sommige terreinbeheerders kiezen ervoor om alle of een deel van hun bossen niet te behandelen, maar daar de natuurlijke processen van ontkieming, groei, concurrentie en afsterven alle ruimte te geven. Vaak gaat het om bossen die ecologisch gezien een gunstige samenstelling en opbouw hebben.

Daarnaast zijn er de in zeventiger jaren ingestelde bosreservaten (zie M7): daar vinden geen beheeringrepen plaats en wordt de ontwikkeling van het bos gevolgd door onderzoekers.

Niets doen of beheerst gebruik

Rondom de zorg over de achteruitgang van de mondiale biodiversiteit dook recent opnieuw een oude discussie op: scheiden of integreren van bosfuncties. Sommigen pleiten voor een strikte scheiding: mensen zouden in een deel van de wereld de natuur volledig met rust moeten laten. Het plan uit 2021 om de biodiversiteit te redden heet 30 x 30. In 2030 moet minstens 30% van de aarde beschermd zijn. Beschermd in de zin dat er geen menselijk gebruik meer mag plaatsvinden.
Tegenstanders hebben als fundamenteel bezwaar dat op die manier de mens gescheiden wordt van de natuur. Daarnaast zou het desastreus zijn voor lokale bevolkingen in bijvoorbeeld de afgelegen, min of meer oorspronkelijke bossen; zij zouden hun leefgebied moeten verlaten, een besluit met onmiskenbaar postkoloniale trekken.
Los van de sociale aspecten is het de vraag of ‘niets doen’ de bossen beter zou beschermen dan beheerst gebruik.


Er zijn globaal drie scenario’s om bos te behandelen:
A – niets doen, B – beheren en C – ontbossen.
Bij scenario A wordt het bos volledig met rust gelaten. Er worden geen maatregelen (meer) uitgevoerd en er vindt dus ook geen houtoogst plaats.
In scenario B wordt het bos beheerd; daarvan bestaan veel varianten, uiteenlopend van maximaal gericht op houtproductie tot optimaal natuurgericht. Er wordt gedund en zo nu en dan bos verjongd. De methode van bosverjonging kan verschillen: van het oogsten van individuele bomen tot het kappen van een heel stuk in één keer.
Bij scenario C moet het bos ruimte maken voor een andere bestemming, zoals landbouw (vooral in de tropen) of vormen van natuur met korte vegetaties (bijvoorbeeld heide of stuifzand).

In het publieke en politieke debat klinkt nogal eens de wens om bos ‘met rust te laten’, en dus voor scenario A te gaan. De achterliggende gedachte is dat daarmee de natuur het best gediend is. De vraag is echter wat het effect is van die keuze voor de kwaliteit van de natuur.

Zagen brengt variatie

De meeste van onze bossen kennen een kleinschalige indeling waarbij de boomsoorten elkaar afwisselen per bosperceel: bijvoorbeeld aan een kant van het bospad dennen en aan de andere kant eiken of beuken. Soms is er hoge begroeiing, dan weer lage, en hier en daar vinden we (al dan niet tijdelijke) open ruimtes. Het zijn bossen waar geregeld in gewerkt ofwel gekapt wordt. Door dat kappen, ongeacht of het hout van de gevelde bomen in het bos blijft liggen of staan, dan wel geoogst wordt, ontstaat er ruimtelijke variatie. Zo krijgen bij een dunning de bomen die naast de gekapte bomen staan meer groeiruimte, en kunnen dus sneller dikker worden.
De ruimtelijke variatie die ontstaat door de kap, levert plaatselijke verschillen op in temperatuur, luchtvochtigheid en openheid of beschutting. Deze verschillen en hun geleidelijke overgangen (gradiënten) vormen een veelheid aan habitats, en vormen zo de basis voor een hogere biodiversiteit.
Veel bospercelen zijn door hun jonge geschiedenis – aangeplant op de heide – nog vrij eentonig: met één boomsoort en van één leeftijd. Juist daar kan gericht kappen variatie brengen.
Naast de ruimtelijke variatie wordt er door de meeste bosbeheerders ook gewerkt aan een menging van boomsoorten, bij aanplant, maar ook bij de selectie bij het uitdunnen van het bos. Een variatie aan boom- en struiksoorten levert altijd een breder spectrum aan diersoorten op.

Samengevat: met het zaagwerk neemt de ‘natuurlijkheid’ ofwel ongestoordheid van het bos af, maar neemt de variatie in habitats, en daarmee de biodiversiteit toe.

Relatie mens en bos

Het klinkt op het eerste gehoor best goed, stoppen met houtoogst, de bossen ‘met rust laten’. Fraaie natuurbeelden en natuurverhalen zijn makkelijker te communiceren dan beelden over houtoogst. Het nalaten van houtoogst heeft ook voor de bosbeheerder onmiskenbare voordelen: het scheelt hem of haar veel werk en vooral ‘gedoe’ met het publiek. Want eerlijk is eerlijk, het bos en de bospaden zien er na het zaagwerk en het afvoeren van het hout vaak onaantrekkelijk uit. Het is een voedingsbodem voor een bredere aversie tegen houtkap. En hier dient zich een boeiend dilemma aan.

We gebruiken graag hout, maar willen geen dikke bomen omzagen

Los van de positieve effecten van ingrijpen voor de ecologie van het bos, heeft een keuze voor het achterwege laten van houtoogst nadrukkelijk een ongemakkelijke, en zelfs hypocriete kant. Iedereen gebruikt immers hout of houtproducten zoals papier. En voor dat hout zijn dikke, gezonde bomen omgezaagd. Ooit. Ergens.

Door de afstand tussen het product, hout van de bouwmarkt, en de bron van het hout, het bos, zijn veel consumenten zich niet bewust van de relatie tussen houtgebruik en de kap van bomen. Anders gezegd: persoonlijk houtgebruik wordt niet vanzelfsprekend geassocieerd met het bos waar het hout groeit. Een ochtendwandeling in een bos wordt niet in verband gebracht met de aanschaf van een tafel op de meubelboulevard of de schutting voor de tuin in de middag.
Een interessante paradox: mensen die het sterkst gekant zijn tegen de kap van bomen, verkiezen in hun dagelijks bestaan vaak juist natuurlijke producten boven spullen van kunststof.

Veel mensen voelen geen verband tussen bos en bouwmarkt

Als we als mensen hout willen, en dat willen we, is het de vraag waar we het vandaan halen.
Als we stoppen met houtoogst uit onze eigen bossen – not from our backyard! – moet het hout van elders komen. Dat zou kunnen, maar het roept de vraag op of het bosbeheer in het buitenland voor de natuur zorgvuldig verloopt. Op dit punt zijn er veel parallellen met andere producten die we gebruiken. Als we onze staalfabriek sluiten, zal het staal dat we gebruiken elders geproduceerd moeten worden; de kans dat het daar zorgvuldiger gebeurt lijkt niet groot.

FEITFEITKEUZE
Iedere Nederlander
verbruikt jaarlijks
1 kubieke meter hout
Ieder bos
produceert
hout
Waar oogsten?
Deels in ons land, of
alles in het buitenland?

De bijdrage die het Nederlandse bos aan onze nationale houtbehoefte kan leveren is beperkt, zo’n 8%. Lokaal geproduceerd en verwerkt hout vraagt echter minder vervoersenergie.

Aan het gebruik van hout uit ons eigen bos zit nog een andere kant. Ondanks de aversie die het zagen vaak oplevert, zal dat benutten van dat hout bijdragen aan het eerlijke beeld: houtgebruik kan niet zonder bomen omzagen. En laat dat zagen – mits het met zorg gebeurt – nu juist de biodiversiteit verhogen!